Speciale koolhydraatpleisters

 

Koolhydraten zijn betrokken bij een breed scala van cellulaire functies, waaronder eiwitvouwing, celhechting, enzymatische activiteit en immuunherkenning.
Koolhydraatdetectietechnieken leveren waardevolle diagnostische resultaten op die helpen bij het karakteriseren van diverse pathologische aandoeningen zoals neoplasie, ontsteking, auto-immuunziekten en infectieziekten.
In de loop der jaren zijn verschillende terminologieën gebruikt om weefselkoolhydraten te beschrijven en te classificeren. De twee belangrijkste entiteiten zijn: glycogeen en mucinen (ook wel mucosubstanties genoemd).
Glycogeen is een eenvoudige polysaccharide die wijd verspreid is over het hele lichaam. Het komt in grotere hoeveelheden voor in de lever, haarfollikels, endometriale klieren, vaginaal en ectocervicaal epitheel, en hart- en skeletspieren.
Glycogeen kan diagnostische betekenis hebben bij verschillende soorten tumoren, waaronder carcinoom, mesothelioom en rhabdomyosarcoom.
Mucines zijn een grote familie polypeptiden die worden uitgescheiden door diverse epitheel- en bindweefselcellen. Ze kunnen fungeren als smeermiddel of helpen bij celaanhechting of gastheerbescherming.
De indeling van mucinen is complex, maar kan eenvoudig worden onderverdeeld in neutrale en zure mucinen. Er zijn vele subtypes van zure mucinen, afhankelijk van hun oorsprong (epitheelweefsel versus bindweefsel) en hun moleculaire structuur (gesulfateerd, gecarboxyleerd). Mucines worden geproduceerd door vele tumoren, waaronder carcinomen, liposarcomen en mesothelioom.